Patrick, 51 jaar
·
· Ik heb een kind met CF
Geplaatst in thema: Puberteit

“Onbegrip en de dialoog opnieuw aangaan..”

Mijn zoon is inmiddels 18 jaar. In de afgelopen jaren hebben we te maken gehad met verschillende scholen, verenigingen en bijbaantjes, waarin hij steevast erg zijn best deed om ‘de normale jongen’ te zijn. Hij wil niet dat CF zijn identiteit bepaalt en dat siert hem. We hebben hem wel geleerd om de sleutelfiguren in zijn omgeving te vertellen dat hij CF heeft. Als ouders nemen wij daarin meestal ook wel de rol van informatieverstrekkers in, zodat leerkrachten, trainers en werkgevers op de hoogte zijn van zijn fysieke beperkingen en risico’s.

Nu hij 18 is krijgen wij als ouders minder snel signalen dat de verwachtingen van zijn omgeving groter zijn dan zijn draagkracht. Zijn leeftijd, in combinatie met zijn wens om zo normaal mogelijk mee te draaien in de maatschappij, zorgt dan soms voor situaties waarin hij zijn grenzen overschrijdt. Waarna hij soms moet verzuimen en minder energie heeft om zijn privétijd in te vullen zoals hij zou willen.
Soms blijkt dan dat zijn omgeving onvoldoende rekening houdt met zijn fysieke beperkingen en risico’s, ondanks eerder gemaakte afspraken hierover. Het gevolg is dat hij beoordeeld wordt als een normale puber (wat hij overigens natuurlijk ook is) die ‘er met de pet naar gooit’. Dan loert het gevaar dat onuitgesproken verwachtingen een wig drijven in de relatie tussen onze zoon en zijn omgeving.
Dit is een lastig probleem omdat iedereen hierbij aannames doet, en er blindelings op vertrouwt dat die voor eenieder hetzelfde zijn. En meestal is dit dus niet zo.

Door de jaren heen hebben wij als ouders geleerd om tijdig aan de bel te trekken en de dialoog opnieuw aan te gaan. Ik heb me als vader soms flink opgewonden over de wijze waarop de ander zich (in mijn beleving) opstelde in een situatie. Vaak bleek de werkelijkheid een stuk genuanceerder. Mijn offensieve houding was geen goed uitgangspunt voor een constructief  gesprek. Het kostte dan vaak extra energie om ‘het plaatje’ weer objectief te krijgen. Dit geldt zeker in situaties waarbij de gesprekspartner ook geen professional was, zoals de trainer van de  sportclub.

Door de jaren heen hebben we geleerd dat dit soort gesprekken makkelijker en constructiever verlopen, als we eerst inventariseren wat er nu eigenlijk precies is gebeurd. En bij eenieder na te vragen hoe zij tegen de situatie aankijken. Soms blijken onze aannames te kloppen, maar vaak ook niet.
Het wordt zo ook gemakkelijker om terug te komen op eerder gemaakte afspraken. Vaak doen we dit door te vragen of de ander nog precies weet wat er destijds verteld is, en dit te vergelijken met hoe wij ons dit herinneren, zónder daarbij een oordeel te hebben. Beide partijen kunnen immers dingen zijn vergeten, of anders geïnterpreteerd hebben. Op deze manier kun je erachter komen of dat zo is. Uiteindelijk heeft iedereen hetzelfde doel: het best mogelijke voor onze zoon.
Daarbij hebben wij ook geleerd naar ons eigen aandeel als ouders in de ontstane onduidelijkheid te kijken, en durven we toe te geven dat ook wij dingen soms anders of beter hadden kunnen doen.

De uitdaging zit ‘m meestal in de wijze waarop je zo’n situatie aanvliegt. Met de scholen kiezen we meestal voor de formele aanpak, waarbij we een afspraak met de mentor en intern begeleider maken. Dit zijn meestal ook gesprekken die professioneel gevoerd worden en waarin afspraken goed vastgelegd worden.
Hierin merken wij dat - als we ons durven openstellen en vertellen wat e.e.a. buiten het zicht van anderen emotioneel met onze zoon en ons doet - we vaak ook door de professionele laag heen kunnen breken, en de mens achter de professional weten te bereiken.

Bij de verenigingen en de werkgevers (bijbaantjes) hebben we het idee dat de informele aanpak vaak het beste resultaat oplevert. Wij wonen in een dorp waardoor het relatief eenvoudig is om de sleutelfiguren even persoonlijk aan te spreken. Met wat wederzijdse aanvullende informatie, en een oplossingsgerichte houding blijkt veel onduidelijkheid uit de wereld geholpen te worden. Een mail naar een voorzitter of leidinggevende lijkt in veel gevallen niet gewaardeerd te worden.

Het belangrijkste is dat situaties niet hoeven te escaleren waardoor onze CF’ers onnodige tegenslagen te verwerken krijgen. Ze hebben al met genoeg extra bagage te dealen. Een oplossingsgerichte houding en de overtuiging dat uiteindelijk iedereen het beste wil, is een goed uitganspunt. Ik zie nu minder op tegen een gesprek, en ik neem sneller het initiatief om een gesprek aan te gaan, waardoor zaken minder de kans krijgen om onder de oppervlakte te escaleren. Zo heb ik vertrouwen in een positieve uitkomst.
 

Patrick, 51 jaar
Ik ben Patrick, vader van een kind met CF (18 jaar). Ik woon met mijn partner en twee kinderen in het zuiden van ons land. Ik ben ook steunpilaar voor de NCFS en hoop zo andere ouders van kinderen met CF te kunnen helpen.

Gerelateerd aan

·
Brenda, 32 jaar
·
Debby, 41 jaar
·
Kim, 40 jaar

Wil jij ook anderen helpen met jouw verhaal?

Deel jouw verhaal
HomeThema'sErvaringsverhalenSteunpilaren